“Te klein voor groot verdriet”

Tekst: Corine van Zuthem
Verschenen in Tubantia, 21 maart 2003.
Tevens doorgeplaatst in diverse andere dagbladen.

Eén op de tien Nederlanders heeft als kind een ouder verloren. Een groot aantal van hen kampt op latere leeftijd met lichamelijke en/of psychische problemen. Vaak hebben ze de vroege dood van hun vader of moeder niet goed verwerkt. ‘De code bij ons thuis was: er wordt niet meer over mama gepraat.’

Een meisje van dertien was ze, toen haar moeder plotseling aan een hartaanval overleed. ‘Haar dood kwam voor ons allemaal heel onverwacht. Ze was nog maar 51 jaar’, vertelt Jetty de Vreede (47) uit Delden. ‘Mijn wereld stortte in.’
Ze was overstuur. Schreeuwde en huilde. De huisarts schreef valium voor om haar tot bedaren te brengen. ‘Daardoor heb ik de begrafenis amper meegemaakt. Ik heb mijn moeder ook niet meer gezien. Het is me wel gevraagd, maar ik wilde het niet. Nu denk ik: hadden ze me er maar met de haren bijgesleept, dan was haar dood gemakkelijker te accepteren geweest. Nu zit er in mijn geheugen een groot gat dat ik nooit meer kan opvullen.’
Jetty was de jongste van vijf kinderen. ‘De code was: er wordt niet meer over mama gepraat. Er rustte bij ons thuis een taboe op gevoelens. Mijn vader was er in lijfelijke zin altijd voor ons, maar emoties konden we niet delen. Hij was zelf natuurlijk ook in een shock. Het was voor mij heel pijnlijk om hem te zien huilen. Hij was mijn rots, mijn enige houvast; híj mocht niet instorten. Ik wilde hem daarom niet belasten met mijn tranen.’
Haar moeder overleed een dag voordat ze zouden verhuizen. Dat werd uitgesteld tot na de begrafenis. ‘Vanaf dat moment splitste mijn wereld zich in tweeën. Ik was niet alleen mijn moeder kwijt, maar ook mijn vertrouwde omgeving. Het gevoel van veiligheid was weg. Er was geen buurvrouw die nog eens een anekdote over mijn moeder vertelde en er waren geen schoolvriendjes die vroegen of ik mijn moeder miste. Niemand had het meer over mijn moeder, de wereld draaide gewoon door en iedereen deed alsof er niets gebeurd was.
En ik dacht: laat ik het er dan ook maar niet meer over beginnen. Want ook al had ik de behoefte om te praten; als kind wil je tegelijkertijd dat alles weer gewoon is, dat het leven weer verder gaat. Ik besloot dat niemand aan mij zou mogen zien dat ik verdriet had. Want ik wilde niet zielig zijn.’

Eén op de tien volwassen Nederlanders heeft als kind één of beide ouders verloren door overlijden. De manier waarop ze als kind met het sterven van hun vader of moeder omgingen en de wijze waarop ze daar al dan niet door de omgeving bij zijn geholpen, zijn bepalend voor de rol die het verlies in hun verdere leven speelt.
Velen van hen kampen met allerlei lichamelijke en psychische problemen, zo bleek een paar jaar geleden uit onderzoek van Jolanda Blokhuis, oud-studente van de Saxion Hogeschool Enschede. Ze hebben de traumatische gebeurtenis uit hun jeugd nooit goed verwerkt en kregen daar op latere leeftijd last van.
Het onderzoek werd gehouden onder leden van het Netwerk Verlaat Verdriet, een hulporganisatie voor mannen en vrouwen die vóór hun twintigste een ouder door de dood verloren hebben. Negentig procent van de geënquêteerden heeft als kind niet kunnen rouwen. Ze zijn naar hun mening te weinig betrokken geweest bij het afscheid of werden uit logeren gestuurd. Sommigen mochten zelfs niet bij de begrafenis zijn. Ook betreurden veel geënquêteerden het dat er weinig tot niets is gedaan om de herinnering aan hun vader of moeder levend te houden.
De ervaring met het overlijden van een of beide ouders blijkt later bovendien door te werken in relaties en op het werk. In het onderzoek wordt een waslijst van klachten en problemen opgesomd die zich kunnen voordoen.
Ze variëren van allerlei angsten en depressies tot aan een gebrek aan zelfvertrouwen, burn-out, schuld- en schaamtegevoelens en verlatings- en bindingsangst.

Jetty de Vreede kwam er pas jaren later achter dat het overlijden van haar moeder een enorme impact op haar leven heeft had. ‘Toen ik een jaar of 25 was vond ik dat ik de dood van mijn moeder aardig verwerkt had. Ik trouwde, kreeg kinderen, was volop bezig met het opbouwen van mijn eigen leven. Een vriendin van me vroeg wel eens of ik mijn moeder op zulke momenten niet miste. Maar ik wist niet wat ik moest missen. Ik dacht bovendien echt dat ik het allemaal een plek had gegeven.’
Ze weet nu wel beter. ‘Ik had een harnas aangetrokken. Ik had een manier gevonden om de pijn en het verdriet niet te voelen, en die overlevingsstrategie had ik feilloos onder controle. Toch zag ik ieder jaar weer als een berg op tegen haar sterfdag.’
De vroege dood van haar moeder had ook gevolgen voor de manier waarop ze haar leven leidde. ‘Ik propte alle dagen vol, wilde de tijd die we als gezin met elkaar hadden niet zomaar door de vingers laten glippen. Want als kind had ik de les geleerd dat de dood ieder moment kon toeslaan. Ik deed zoveel mogelijk leuke dingen met de kinderen en vierde verjaardagen in het kwadraat. Maar uiteindelijk word je er natuurlijk doodmoe van om zo te leven.’

Na haar veertigste begon het harnas af te brokkelen. ‘De dood van mijn moeder was een donkere plek in mezelf, waar ik niemand toeliet. Ik splitste mezelf op in een deel dat er wel mocht zijn en een deel dat er niet mocht zijn. Dat wreekte zich op een gegeven moment. In feite had ik de dood van mijn moeder nooit goed verwerkt. Ik heb nooit een rouwproces gehad.’
Ze kreeg lichamelijke klachten en was bang om mensen te verliezen. ‘Op een gegeven moment ben ik hulp gaan zoeken. Maar daarvoor moest ik eerst enorm veel schaamte overwinnen. Ik kon het aanvankelijk niet uitstaan dat ik als volwassen vrouw nog met zoveel verdriet uit mijn jeugd rondliep. Het was immers al zo lang geleden… Ik dacht bovendien: als ik daar in ga rommelen, wat haal ik dan allemaal overhoop? Maar ik moest uiteindelijk de pijn en het gemis wel onder ogen zien. En toen ik de tranen eenmaal toeliet, was er geen houden meer aan. Ik ben in feite verder gegaan waar ik als meisje van dertien was gebleven. Ik heb ook toen pas mijn broer, die erbij was toen mijn moeder stierf, durven vragen het hele verhaal te vertellen.’
Jetty is sinds een paar jaar hulpverlener bij Verlaat Verdriet. Het netwerk, opgericht in 1996, heeft zo’n 800 leden en organiseert workshops en themadagen. Ook bevordert het netwerk contacten tussen lotgenoten. ‘Het verdriet speelt vaak op bij mensen op het moment dat hun eigen kinderen dezelfde leeftijd bereiken als die zij hadden toen een van hun ouders overleed’, vertelt Jetty. ‘Ook is het voor veel mensen confronterend om zelf de leeftijd te bereiken waarop hun vader of moeder stierf.’
De mensen die bij het netwerk aankloppen zijn vaak enorm opgelucht dat er eindelijk erkenning is voor hun verhaal. ‘Het is zo belangrijk dat verdriet er mag zijn, dat je mág huilen. Laat die tranen maar komen. Ze hebben vaak jarenlang hun gevoelens ontkend. Ik sprak eens een vrouw van ver in de zeventig, die het verdriet om het overlijden van haar vader vijftig, zestig jaar heeft weggestopt. Ze zei: ‘Ik wil er nú aan werken, want ik wil straks rustig kunnen doodgaan’.’
Ze vervolgt: ‘Het is voor volwassenen natuurlijk ook heel moeilijk: hoe ga je om met het verdriet van een kind? Wanneer doe je het goed? Ik ben ervan overtuigd dat mijn vader naar zijn beste vermogen heeft gehandeld.’
Ze staat zelf nu anders in het leven, zegt ze. ‘Als een completer mens. Ik hoef geen energie meer te steken in het onder de duim houden van al die gevoelens. Het verdriet blijft altijd, maar ik word niet meer door mijn emoties overspoeld.’
Twee jaar geleden stierf haar vader. ‘Met mijn broers en zus zijn we in die dagen dicht bij hem en bij elkaar geweest. Dat was een heel rijke ervaring.
Alles wat ik bij het overlijden en de begrafenis van mijn moeder gemist heb, heb ik daarmee ingehaald.’

 

Contact

Mieke Ankersmid
Email: mieke@ankersmid.nl
Tel: 06 51717885